VERKENNING..|. GEMEENTE..|. STUWWAL..|. BRONNEN..|. NATUURWAARDEN..

 

DE ONTSTAANSGESCHIEDENIS VAN DE STUWWAL    TERUG TERUG

Voorlaatste IJstijd: "Het Saalien"
Tijdens de voorlaatste ijstijd, het Saalien, drongen grote ijsmassa's vanuit het noorden van Nederland op naar het zuiden.
Het landijs is hierbij diep ingesneden in de ondergrond en heeft al dit bodemmateriaal aan de voorkant en zijkanten opgestuwd tot stuwwallen.
De Veluwe maar ook stuwwal van Nijmegen is op deze wijze ontstaan.

In de voornamelijk zandige afzettingen komen met name aan de flanken van de stuwwallen als gevolg van deze ontstaanswijze plaatselijk scheefgestelde kleilagen voor.
Deze kleilagen hebben invloed op de grondwaterstroming.

De vorming van de stuwwallen tijdens de ijstijd

Laatste IJstijd: "Het Weichselien"
In de laatste ijstijd, het Weichselien, werd het land niet meer door ijs bedekt en behielden de grote rivieren hun loop.
Na de terugtrekking van het landijs is zand en klei afgezet door de Rijn.
In de loop van de tijd verplaatste de rivier in zuidwestelijk richting. Hierbij is geleidelijk een deel van de stuwwal in het westelijk deel van de Ooijpolder weggeërodeerd tot de huidige steile rand van de stuwwal van Nijmegen.

Dwarsdoorsnede Zuid West - Noord Oost

 

Na de laatste IJstijd: "Het Holoceen"
Gedurende het Holoceen, was de Rijn een meanderende rivier die bij overstromingen klei afzette in de lage gedeelten en zandige sedimenten langs de rivierloop.

In het westelijk deel van de Ooijpolder is de Holocene deklaag circa 8 meter dik. Deze laag bestaat uit zand en kleilagen.
Onder deze deklaag ligt een laag van circa 20 meter dik die bestaat uit grof grindhoudend zand. Dit pakket wordt aangegeven als het zogenaamd "eerste watervoerend pakket".

Het grondwater
Het grondwater in de grofzandige ondergrond is voor een belangrijk deel afkomstig van de stuwwal van Nijmegen en stroomt globaal in noordwestelijke richting.
In het 3 Dimensionale kaartje is dit met behulp van paarse bolletjes schematisch aangegeven.
Nabij de Waal vindt met name bij hoge rivierwaterstanden een stroming vanuit de rivier plaats in de richting van de stuwwal. De grens tussen beide waterstromingen varieert. Hoe kleiner de afstand tot de rivier of stuwwal, hoe groter de invloed hiervan op de grondwaterstand is.